Gemeenschapsinstellingen en jeugdhulpvoorzieningen worden meer dan ooit partners

Printervriendelijke versiePDF version

 

Gemeenschapsinstellingen (GI), waar jongeren verblijven die een jeugddelict begaan hebben, en voorzieningen in de jeugdhulp werken al langer samen. Ze zijn geen onbekenden voor elkaar. De samenwerking kwam in een stroomversnelling in 2017, toen het eerste draaiboek tot stand kwam rond gedeelde trajecten voor jongeren. Dat draaiboek is nu grondig vernieuwd waardoor de samenwerking veel intensiever wordt. Het werd geïntegreerd binnen de contouren van het jeugddelinquentierecht. Jeugdhulp zal veel meer aanwezig zijn in de GI en wordt nog veel vroeger betrokken in het traject. Jongeren veel vroeger en geleidelijker voorbereiden op hun terugkeer in de samenleving, dat is het doel van die doorgedreven samenwerking. “Dit zal een grote, positieve impact hebben op de jongeren zelf”, benadrukken Roel Gerits van CANO Pieter Simenon in Lommel en Geert Bots van GI De Kempen in Mol.

“Hoewel we al langer samenwerken, zijn GI’s en jeugdhulp toch nog vooral twee aparte werelden”, stelt Geert vast. “Daar zal nu verandering in komen. Elke jongere die bij ons binnenkomt, krijgt een traject op maat en dat zal van bij het begin in nauwe samenwerking gebeuren met onze partners uit de jeugdhulp. Zij zullen letterlijk ook binnenbreken in de GI’s om met de jongeren in een vroeg stadium al aan de slag te kunnen. Tot nu kwam de jeugdhulp pas in zicht tegen het einde van het verblijf van de jongere in de instelling. Het is veel zinvoller om de terugkeer in de samenleving al van bij het begin voor te bereiden. Je geeft aan die jongeren meteen ook een perspectief. Dat perspectief is belangrijk, want hoe je het ook draait of keert, zo’n verblijf in een gesloten instelling blijft een ingrijpende gebeurtenis. De jongere ziet zich heel wat beperkingen opgelegd. Hij ziet dit nog altijd als een straf. Met deze nieuwe aanpak kijken we naar de toekomst, van bij de start.”

 

Omgeving van de jongere wordt maximaal betrokken

“We willen echt tot een gemeenschappelijke taal komen”, zegt Roel. “Als je vraagt wie elke rol zal opnemen in die nieuwe aanpak, is dat heel moeilijk te beantwoorden. We stappen samen in het traject van de jongere. Onze wederzijdse rol zal dus verschillen van jongere tot jongere. We vertrekken vanuit de talenten en interesses van de jongere zelf. Ook de omgeving van de jongere wordt betrokken. Hoe ziet zijn of haar netwerk eruit eens hij de instelling verlaat? De jongere zal heel duidelijk merken dat mensen van buitenaf al geëngageerd zijn om de overgang goed te laten verlopen. Zo bekijken we met hen al waar ze willen en kunnen gaan wonen, op welke school ze terecht kunnen na hun verblijf en welke vrijetijdsactiviteiten mogelijk zijn. Zoiets vraagt tijd. Als je daarmee pas start op het einde van het traject, kun je dat niet ten gronde doen. Op dat vlak zullen we nu veel meer tijd en mogelijkheden hebben. De jongeren worden zelf mede-eigenaar van hun traject. Het maakt dat ze zelf veel meer betrokken en gemotiveerd zijn om het te doen slagen. Doordat wij veel nadrukkelijker aanwezig zijn in de Gi, kunnen we ook veel beter inhaken op het aanbod in de instelling zelf.”

In principe moet zo’n gedeeld traject voor elke jongere kunnen, al zal dat in de praktijk nog niet altijd kunnen. Voor jongeren met een beperking is het bijvoorbeeld nog niet voorzien. “Wij hopen wel dat we de gedeelde trajecten in de toekomst ook voor hen kunnen uitrollen”, zegt Roel. “Jongeren kunnen ook zelf voorbehoud inbrengen, al lijkt die kans ons klein. En er zijn, zoals in de hele sector, wachttijden. Dat neemt niet weg dat we hier volop mee aan de slag willen.”

Een beter leven en minder recidive

Wat is nu de ambitie van deze vernieuwde gedeelde trajecten? “Minder recidive, dat is zeer duidelijk de ambitie”, zegt Geert. “En we geloven ook heel erg dat deze aanpak dat gaat realiseren. En natuurlijk willen we een beter leven voor deze jongeren, maar de betekenis daarvan verschilt van jongere tot jongere, dus dat is een impact die heel moeilijk meetbaar is. Door onze expertise samen te brengen gaan we samen een nieuwe realiteit creëren, een realiteit die veel hoopvoller en verrijkender zal zijn voor jongeren. Dat moet de ambitie zijn.”