Consortium legt 7 actiepunten kinderopvang op tafel

Printervriendelijke versiePDF version

De kinderopvang staat al enkele weken in het oog van de storm. Het verschrikkelijke drama in Mariakerke laat dan ook niemand onbewogen. In de nasleep van deze verschrikkelijke feiten komen nu heel wat pijnpunten aan de oppervlakte. Pijnpunten die nochtans niet nieuw zijn, maar in het verleden onvoldoende werden aangepakt. De sector is al langer vragende partij voor een actieplan dat deze jarenlange verzuchtingen aanpakt. Met hoge verwachtingen klikten we op 14 maart de persmededeling van minister Beke met de titel “Actieplan kinderopvang” open. Helaas moeten we opnieuw vaststellen dat de focus van dit plan uitsluitend op inspectie en handhaving ligt.

Nochtans ligt de basis van een kwalitatieve kinderopvang in een professionele omkadering. Jammer genoeg staan de maatschappelijke erkenning en de randvoorwaarden voor medewerkers in de kinderopvang momenteel niet in verhouding tot het belangrijke werk dat ze elke dag uitvoeren: mee de basis leggen voor een evenwichtige ontwikkeling van kinderen.

Gelukkig zien we zowel in de maatschappij als in het beleid het besef groeien rond het enorme belang van de eerste 1000 dagen. Deze periode, vanaf de bevruchting tot de tweede verjaardag, is bepalend voor de ontwikkeling van een kind en voor de kansen in het verdere leven. De rol van de kinderopvang is daarbinnen niet weg te cijferen. Niet alleen in het stimuleren van de kinderen op motorisch, cognitief en sociaal-emotioneel vlak, maar ook in het ondersteunen van de ouders. Daar is intussen uitgebreid wetenschappelijk onderzoek naar gevoerd, meer zelfs: wetenschappelijk onderzoek toont aan dat vroegtijdig investeren in de best mogelijke start zichzelf ruimschoots terugverdient.  

Kinderopvang staat niet op zich, maar is ingebed in de samenleving. Er moeten dwarsverbindingen zijn met andere beleidsdomeinen en relevante partners die cruciaal zijn in de eerste jaren van een kind. Kinderopvang kruist het pad van onderwijs, heeft raakvlakken met preventieve gezinsondersteuning en jeugdhulp en werkt nauw samen met diverse diensten die ons ondersteunen om het aanbod op maat af te stemmen voor kinderen met specifieke zorgbehoeften. Kinderopvang is een belangrijke partner van  diverse overlegorganen op lokaal niveau en van lokale besturen in de uitvoering van het lokaal sociaal beleid.

Geef de kinderopvang daarom meer armslag. Verbeter de randvoorwaarden en neem als overheid je verantwoordelijkheid op.  

Bij gebrek aan een actieplan dat echt fundamenteel de noden in de kinderopvang benoemt en aangrijpt, en dat verder kijkt dan enkel inspectie en handhaving, slaan we met de partners van dit consortium de handen in elkaar. Met deze nota, gekoppeld aan ons eigen actieplan, hopen we een constructieve bijdrage te doen en het maatschappelijk en politiek debat rond de nood aan investeringen in de kinderopvang op de agenda te plaatsen. 

Een versterkte investering moet natuurlijk hand in hand gaan met een duidelijke visie op hoe kinderopvang vorm moet krijgen. We stellen hierbij volgende principes voorop:

Trek de kaart van het kind

Vanuit de wetenschap dat de eerste levensjaren zo belangrijk zijn, moeten we in de manier waarop we kinderopvang vormgeven steeds vertrekken vanuit het belang van het kind. Kinderbegeleiders dragen rechtstreeks bij tot het uitbouwen van de ontwikkelingskansen van het kind, niet alleen in de kinderopvang maar ook voor het verdere leven, ten minste als het kwaliteitsvolle opvang is. Verder zijn de kinderbegeleiders samen met de ouders, ook één van de eersten die kunnen vaststellen wanneer er in de ontwikkeling iets dreigt mis te lopen.

Kinderopvang als professionele en kwalitatieve sector

Alle kinderopvanginitiatieven moeten kwaliteitsvolle en professionele zorg kunnen aanbieden. De Vlaamse regering dient daarin haar verantwoordelijkheid op te nemen. Organisaties dienen hiervoor de nodige beleidsruimte te krijgen, binnen duidelijke kwaliteitscriteria. Kwaliteitsvol werken betekent onder meer met elke baby en peuter in de kinderopvang sensitief responsief omgaan, aandacht geven aan individuele noden en ritme, en ontwikkeling ondersteunen en begeleiden. 

Organiseer kinderopvang vanuit een maximale ouderbetrokkenheid

De betrokkenheid tussen kinderopvang en ouders moet zo groot mogelijk zijn. Communiceren en samenwerken is daarbij cruciaal, net als de aanwezigheid van de ouders in de kinderopvang. 

Economische, pedagogische en sociale functie zijn gelijkwaardig

Kinderopvang heeft drie functies. Vandaag wordt kinderopvang nog te vaak gezien als louter opvang zodat de ouders kunnen gaan werken. Het is een belangrijke uitdaging om ook de pedagogische en sociale functie te realiseren en zichtbaar te maken in de ruime samenleving.

Randvoorwaarden

Om deze principes ook om te zetten in de praktijk, dienen essentiële randvoorwaarden vervuld te worden. We botsen momenteel op drempels die de evolutie van kinderopvang naar een nog betere professionele en kwalitatieve sector in de weg staan. Deze dienen te worden weggewerkt.

  • De kind-begeleiderratio (aantal kinderen per begeleider) moet naar beneden. Een kinderbegeleider mag in Vlaanderen voor acht of negen baby’s en peuters tegelijk zorgen. Dat is het hoogste aantal in Europa en veel meer dan in onze buurlanden, waar het aantal kinderen per begeleider voor baby’s vijf of minder is. Baby’s en peuters hebben voldoende aandacht, troost en stimulering nodig. De huidige kind-begeleiderratio is voor veel kinderbegeleiders ook de reden om de sector te verlaten of zorgt voor uitval bij het personeel en leidinggevenden. Ook de groepsgrootte is een belangrijk element in de kwaliteit van kinderopvang.  Daarom pleit het consortium voor een ratio van 1 kindbegeleider per 5 kinderen. De praktijk leert ook dat een differentiatie in ratio moet mogelijk zijn, bijvoorbeeld op basis van de leeftijd en specifieke ondersteuningsbehoeften.  

  • We streven naar voldoende en voldoende kwalitatieve medewerkers. We moeten inzetten op een betere basisopleiding en doorgroeimogelijkheden van alle medewerkers (verantwoordelijken, kindbegeleiders, …). Tegelijk moet er, vanuit het idee “levenslang leren”, tijd en ruimte gecreëerd worden voor permanente bijscholing en onderling overleg op de werkvloer. 

  • Om de sector aantrekkelijk te maken voor nieuwe medewerkers, maar ook aantrekkelijk te houden voor de huidige medewerkers moeten we spoedig evolueren naar betere loon- en arbeidsvoorwaarden. Dit vraagt correcte werknemersstatuten, onder andere werknemersstatuut onthaalouders, geen schijnzelfstandigheid, … die de nodige sociale bescherming bieden. 

  • De professionalisering van de sector gaat ook gepaard met de uitbouw van de omkadering in een organisatie en differentiatie in functies, ingevuld door competente profielen met diverse opleidingsniveaus. In het huidig regelgevend kader gaat men uit van een team dat zich kan beperken tot een verantwoordelijke en een team kinderbegeleiders. De veelheid aan taken, de verwachtingen van de overheid, van de gezinnen en van de samenleving vragen echter meer professionele ondersteuning op de werkvloer. De uitrol van de pedagogische ondersteuners in de sector is daarbij een eerste opstap.

  • Ouders moeten keuzevrijheid hebben aan welk kinderopvanginitiatief ze hun kinderen toevertrouwen. Dit vraagt om een voldoende, toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief hoogstaand aanbod, met aandacht voor flexibiliteit en specifieke zorgen. We wensen dat de groei van de sector gebeurt binnen een meerjarenplanning, waarbij het doel voorop staat om aan de reële noden van gezinnen tegemoet te komen.

  • Een professionele en kwalitatieve uitbouw van een sector hangt samen met de financiële leefbaarheid van de organisatoren. Dit wordt gekenmerkt door voldoende middelen die tijdig beschikbaar zijn om een degelijke werking mogelijk te maken. De overheid moet hierin een betrouwbare partner zijn. De beloofde financiële groeipaden moeten worden doorgevoerd. De werkingsmiddelen moeten opnieuw geïndexeerd worden zodat organisaties de toenemende werkingskosten kunnen dragen. 

  • Zet in op monitoring met specifieke aandacht voor de pedagogische kwaliteit. Evalueer de pedagogische kwaliteit (MeMoQ) en zorg voor een regelmatige wetenschappelijke meting, waaruit beleidsaanbevelingen kunnen volgen voor een verdere verbetering. Open het debat mét de sector over hoe inspecties en de opvolging er moeten uitzien.

Conclusie:

Om deze drempels weg te werken en de  kinderopvang vanuit bovenstaande principes vorm te geven zijn bijkomende investeringen noodzakelijk. Niet alleen inhoudelijk, maar ook financieel.

Vanuit alle stakeholders van dit consortium vragen we aan de voltallige Vlaamse regering om:

  • in het hier en nu prioritair het probleem van de ratio, de instroom en de betere loon- en arbeidsvoorwaarden van het personeel aan te pakken.

  • het brede maatschappelijke debat rond kinderopvang op te zetten met betrokkenheid van en in co-creatie met de stakeholders. 

Concrete actiepunten:

1.    Verlaag de ratio: 1 kinderbegeleider per 5 kinderen en voorzie de mogelijkheid tot differentiatie (op basis van leeftijd, ondersteuningsnoden, …).
2.    Zet in op voldoende en voldoende kwalitatief personeel met aandacht voor betere basisopleiding, doorgroeimogelijkheden en ruimte tot levenslang leren.
3.    Zorg voor een aantrekkelijke sector door in te zetten op betere loon- en arbeidsvoorwaarden, onder andere door correcte statuten die de nodige sociale bescherming bieden (komaf maken met schijnzelfstandigheid, werknemersstatuut onthaalouders uitrollen, …).
4.    Zet in op uitbouw van omkadering met diverse functies en opleidingsniveaus.
5.    Stimuleer keuzevrijheid door voldoende, toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief hoogstaand aanbod.
6.    Zorg voor financiële leefbaarheid van de organisatoren en realiseer de beloofde groeipaden.
7.    Zet in op monitoring met specifieke aandacht voor pedagogische kwaliteit, evalueer MeMoQ en open het debat rond inspectie.
 

Leden van het consortium:

SOM: Luc Jaminé, Erik Liégeois  
Vlaams Welzijnsverbond:  Hendrik Delaruelle, Mieke Segers 
ACV Puls: Mark Selleslach, Nathalie Winters 
BBTK: Johan Van Eeghem 
ACLVB: Tommy Jonckheere 
ACV Openbare Diensten: Jan Mortier, Christoph Vandenbulcke
ACOD LRB: Frank Gabriels , Willy Van Den Berge 
VSOA LRB: Serge Meeuws 
Gezinsbond: Jeroen Sleurs, Lutgard Vrints 
Expert: Michel Vandenbroeck 
Expert: Peter Emmery