Kinderopvang in Denemarken: focus volledig op het kind

Printervriendelijke versiePDF version

Barbara Devos, stafmedewerker kinderopvang van het Vlaams Welzijnsverbond, trok midden mei naar Denemarken. Samen met beleidsmedewerkers en onderzoekers uit verschillende andere Europese landen zag ze er hoe de Denen ECEC (Early Childhood Education & Care) aanpakken. Het werd een reis met de nodige verrassingen. Dit is haar verslag. 

Trendsetter 

Denemarken staat al jaren bekend als één van de meest vooruitstrevende landen als het gaat over de aandacht en zorg voor warme transities. Dus toen we van VBJK (Vernieuwing in de basisvoorzieningen voor jonge kinderen) een uitnodiging ontvingen om deel te nemen aan een uitwisseling, hebben we dan ook niet getwijfeld. Gedurende drie dagen leerden we het Deense beleid kennen en werden we ondergedompeld in de lokale aanpak van ECEC, met een focus op de verschillende overgangsmomenten in een kinderleven.  

De uitwisseling past binnen InTrans, een Europees project gecoördineerd door VBJK waarin de zorgzame en inclusieve transities tussen kinderopvang en school voorop staan. Vanuit Italië, Finland, Slovenië, Denemarken en Vlaanderen nemen beleidsmedewerkers en onderzoekers deel aan deze uitwisselingsmomenten. Doel is om te leren van elkaars praktijk en in het bijzonder inzicht te verwerven in de diverse beleidsbeslissingen die deze aanpak ondersteunen. 

Kind staat voorop 

Wat ons meteen opviel, was de focus op het belang van kinderen. In Denemarken heerst er een algemene consensus dat kinderen de enige prioriteit zijn en dat beleidsbeslissingen steeds moeten leiden tot meer welzijn voor kinderen. Denken en handelen vanuit het kind lijkt een natuurlijke reflex. Ook als dat voor volwassenen meer inspanningen vraagt. En ook als dat aan de samenleving een flinke duit kost. Toen we vanuit de andere Europese landen vol verwondering vroegen hoe de Denen het klaarspelen om zowel de samenleving als de beleidsmakers volledig mee te krijgen in deze visie, keken ze ons verbaasd aan. ‘Wat is er belangrijker dan onze kinderen?’ kaatsten ze terug en daarmee was alles gezegd.  

Geïntegreerd systeem 

In tegenstelling tot Vlaanderen kent Denemarken een geïntegreerd systeem van onderwijs en kinderopvang. Na een gedeeld zwangerschapsverlof van 6 maanden tot 1 jaar gaan kinderen naar een kinderdagverblijf of een onthaalouder. Vanaf 3 jaar kunnen kinderen terecht in de zogenaamde ‘Kindergarden’, waar spelen als pedagogisch krachtig middel voorop staat. Dit is de eerste transitie tussen organisaties die kinderen meemaken. 

In de voorzieningen die wij bezochten, leerden we hoe ze deze overgang geleidelijk laten verlopen. Om de kinderen een veilig gevoel te geven en zacht over te gaan naar deze nieuwe omgeving, gaan ze tijdens de laatste 4 weken voor de overstap, samen met een (sociaal) pedagoog uit het kinderdagverblijf, een dag per week in de Kindergarden spelen. Deze persoon blijft aanwezig om houvast te bieden. Ook de kinderen uit de gezinsopvang gaan mee. Dit impliceert een nauwe samenwerking tussen de kinderopvang en de Kindergarden, waarbij de continue dialoog en de gedeelde visie op opvoeding en warme transitie erg belangrijk zijn.

Overgangspedagoog 

De grootste stap die Deense kinderen zetten, is deze naar de lagere school. In het jaar waarin ze zes worden, starten kinderen in de ‘pré-school’. Dit is een schooljaar dat volledig gericht is op transitie. Er wordt dus uitgebreid de tijd genomen voor die stap, omdat het besef er is dat de overgang van de zeer speelse omgeving in de Kindergarden naar de klas met schoolbanken een enorme invloed heeft op kinderen. Om deze enorme stap voor kinderen behapbaar, veilig en herkenbaar te maken, zetten de Deense organisaties die wij bezochten een zogenaamde ‘overgangspedagoog’* in. Deze vertrouwenspersoon werkt zowel in de Kindergarden als op de school, beiden staan in voor de financiering van de loonkosten.  

Tijdens ons bezoek maakten we kennis met het proces dat jaar na jaar wordt afgelegd met de kinderen. In mei van het laatste jaar in de Kindergarden werkt de ‘overgangspedagoog’ voltijds met de kinderen en bouwt een vertrouwensband op. In augustus starten ze samen een week voordat de lessen beginnen op school. Het doel is kennismaken met de volwassenen die er werken en met de nieuwe omgeving. De ‘overgangspedagoog’ is tijdens de eerste 10 weken van het schooljaar voltijds aanwezig in de klas. Hierdoor wil men bij de kinderen een gevoel van veiligheid en herkenbaarheid verzekeren.  

Deze persoon is dus van mei tot aan de kerstvakantie continu beschikbaar voor de kinderen die de overstap maken. In de maanden die volgen vermindert de aanwezigheid op school stelselmatig en gaat hij of zij enkele dagen per week opnieuw aan de slag in de Kindergarden met een nieuwe groep kinderen die in augustus op school starten. Vanaf mei is deze pedagoog weer voltijds aanwezig in de Kindergarden bij de nieuwe groep.  

Deze verbindende pedagoog is niet alleen belangrijk voor de kinderen. Ook de ouders, de directies van de school en de Kindergarden gaan er samen mee in dialoog. Op basis van een kindvolg-systeem wordt de individuele ontwikkeling van elk kind besproken met de ouders, de Kindergarden en de school. Aandachtspunten uit de Kindergarden worden samen met de ‘overgangspedagoog’ meegenomen in de school. Er is dus een sterke samenwerking tussen Kindergarden en school, die meestal op dezelfde locatie gelegen zijn en hun infrastructuur delen. Ook hier is er een gedeelde visie op pedagogisch handelen en in het bijzonder op het belang en de aanpak van de warme transitie voor alle kinderen.  

De ‘overgangspedagoog’ zet ook mee de stap naar de buitenschoolse kinderopvang. Kinderen in de pré-school (6 jaar) volgen les tot 12 uur, daarna zijn ze welkom in de buitenschoolse kinderopvang op dezelfde locatie tot 17 uur. Vrij spel en ontspanning staan centraal, de overgangspedagoog vergezelt hen op dezelfde manier als op school. Ook deze overgang is belangrijk en moet zorgzaam verlopen. 

Lokaal bestuur

Opmerkelijk is dat in Denemarken ECEC tot de leeftijd van 6 jaar de verantwoordelijkheid is van de lokale besturen. Een tiental jaren geleden evolueerde men van meer dan 300 naar 98 lokale besturen, die geografisch gezien eerder op regio’s lijken. De besturen zijn verantwoordelijk voor voldoende en betaalbare plaatsen in ECEC en maken hierin beleidskeuzes. Hierdoor zijn er in het land diverse invullingen van het concept ‘warme transitie’ en verschilt ook het budget dat hiervoor kan ingezet worden.  

Gekwalificeerd personeel 

In Denemarken zet men in op voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel. Per 3 baby’s wordt 1 volwassene ingezet, voor kinderen tussen 3 en 6 jaar in de Kindergarden is de ratio 1 op 6. Gemiddeld beschikt 50% van het begeleidend personeel over een bachelordiploma (pedagoog), de andere medewerkers hebben een beroepsopleiding kinderbegeleider voltooid. In de buitenschoolse kinderopvang is er geen nationale ratio bepaald. De medewerkers zijn gekwalificeerd en werken met kinderen van 6 tot 12 jaar.  

Bovenaan agenda 

Tijdens de uitwisselmomenten hebben we deze Deense realiteit gespiegeld aan de eigen contexten. We gingen in dialoog met de collega’s uit de diverse landen en wisselden uit wat onze voornaamste vragen zijn, welke uitdagingen en kansen we zien voor meer zorgzame transities in ons eigen land en hoe we van elkaar kunnen leren om concrete stappen te zetten.  

Geïnspireerd keerden we terug naar huis. Maar hier blijft het uiteraard niet bij. De verschillende Vlaamse partners engageren zich om op korte termijn de koppen bij elkaar te steken en de boeiende debatten verder op te nemen. Ons doel is heel concreet: we willen het belang van zachte transities en de nodige samenwerking tussen kinderopvang en onderwijs bovenaan de agenda zetten. Niet alleen op de werkvloer moet deze evolutie draagvlak vinden, ook beleidsmakers moeten ervan doordrongen raken, zodat we net zo verontwaardigd kunnen antwoorden als onze Deense collega’s op de vraag waarom of hoe. Want wat is er nu belangrijker dan onze kinderen?  

 

* De term ‘overgangspedagoog’ is een vrije vertaling van een functie die in de diverse voorzieningen anders benoemd wordt. We kiezen bewust niet voor ‘brugfiguur’ omdat dit verwarring zou kunnen brengen.