Algemeen over het Comité Bijzondere Jeugdzorg

Printervriendelijke versiePDF version

Sommige jongeren drukken hun algemene waardering uit over het Comité of hun consulent.

–          Gewoon, in het begin, als ik dus weg was van thuis, ik ben dus zo slim geweest van naar het Comité te gaan

–          Kan je er gemakkelijk mee babbelen, met de consulent? Ja, ik heb een zeer goede consulent.

–          Ik heb een goede consulent, ik snap altijd wat mijn consulent zegt.

–          Al goed dat ik een heel goede consulent heb. Die van mij komt óók heel weinig. Maar ik vind dat een toffe.

 

Anderen zijn niet zo positief.

–          Ze weten toch, dat als je contract ten einde loopt, in een tehuis ook, ik heb in X. gezeten ook, ik had daar een contract van zes maanden, ik heb er acht maanden gezeten. Ik heb toen ook geen tweede contract getekend. Ik kon daar evengoed voort gaan, die consulent trok haar daar ook niets van aan. En het werd haar te veel en ‘Hup de jeugdrechter.’ zei ze. Dus,… ze trekken zich daar toch niet echt veel van aan hoor.

–          Wat ik smerig vind: mijn consulente zegt altijd bijvoorbeeld: ‘Zou je niet naar een psychiatrie gaan of naar een psychiater of terug in contact komen met uw moeder, of zou je niet dit of dat’. Het zit zo, ze denken altijd in mijn… neen, in mijn voordeel is het niet. Ze denken altijd in mijn plaats. En dat is zo lastig. En als je daar dan iets tegen zegt of iets weigert, dan wordt dat zo raar aangenomen. Neen, ik heb echt een kutconsulente.

–          Ik vind niet dat we een consulente zouden moeten hebben. We moeten dat toch met de jeugdrechter bespreken wat we nodig hebben of wat we zouden willen veranderen. Ik vind dat die jeugdrechter om de 4, 5 maanden zou moeten langs komen bij iedereen. (…)

 

Bij de vergelijking tussen ‘onder de jeugdrechtbank staan’ en ‘bij het Comité zitten’ wordt een duidelijk verschil aangegeven. In de eerste plaats naar bereikbaarheid of eigen inbreng wordt het contact met het Comité als positief ervaren.

–          Het is ook wel een groot verschil onder de jeugdrechter staan of onder het Comité. Want als ik nu zeg ik wil terug naar huis, dan moet ik het gewoon met mijn consulent bespreken en als zij zegt: ‘Ja, dat is OK’, dan ga ik gewoon terug naar huis. Tegenover als je bij een jeugdrechter zit en die zegt: ’Je mag niet naar huis’, dan kan dat wel tegenslaan.

–          Ik denk dat het ook wel verschil maakt of je onder het Comité of de jeugdrechtbank staat. De jeugdrechtbank is vele strenger. Ik denk dat als je het Comité hebt, dat je toch meer of gemakkelijker je consulent zal zien omdat je ouders dat ook zelf vragen. Dan laten ze er u ineens bij. En als dat de jeugdrechter is,   dan zie je je consulent alleen wanneer er iets verkeerd loopt of zoiets.

–          Bij de jeugdrechter is dat helemaal, aan de jeugdrechter kan je niets doen. Je zou iets te zeggen moeten hebben. Er is een verschil tussen jeugdrechter of jeugdcomité, de jeugdrechter is veel strenger.

–          Of ze draaien u binnen. Ja, ik zit hier al 1,5 jaar en ik heb mijn jeugdrechter maar 1 keer gezien.
•           Ik heb die nog nooit gezien.
–          Ik tot ik een consulent had in het Comité. Een paar keer. Ik heb die nooit gezien van kleinsaf tot 2 jaar geleden zeker? Of 3 jaar geleden. En vanaf dan had ik het Comité. Ik heb hem nooit gezien, mijn jeugdrechter. Naar het Comité ga ik af en toe een keer met mijn consulent. We praten dan een beetje. Ze vragen dan ‘Is er nog wat dat er geregeld moet zijn?’

 

De persoonlijke contacten met de consulent en de bereikbaarheid per brief en per telefoon zijn zeer divers. Het loopt echter meestal niet zo vlot.

–          Bijvoorbeeld, mijn consulent, als ik hem niet eens bel en vraag om te komen om eens te babbelen, zie ik die niet. Die zal niet vragen van: ‘Hoe is het met haar’. Misschien als hij hier eens toevallig komt of dat hier nog meisjes zijn, die hij heeft, dan zal hij dat misschien eens vragen. Maar eens bellen om te vragen hoe het is, of zo, neen.

–          En wanneer komt die consulent hier dan binnen?
            Als ik hem eens nodig heb, als ik hem eens bel. Of als iemand anders uit de groep hem nodig heeft. Maar dat weet je soms niet.
            Maar hij komt als je belt?
            Ja, het kan wel eens zijn dat hij zegt ik heb geen tijd, maar hij komt meestal wel.

–          Je consulent zie je nooit tenzij je iets uitsteekt. Een paar keer per jaar zie je die. Als je je consulent belt dan zal die terugbellen.

–          Je consulent komt nooit langs.
•           Ik zie de mijne hier dikwijls.

–          Mijn consulent komt af en toe langs.
•           De mijne komt langs als ik iets mispeuterd heb Mijne antwoord niet als ik er naar bel.

–          Die van het Comité zeker wel. Ik heb die nog maar een keer gezien. Ik heb nu al drie keer een andere. Zo dom.

–          Ze komen altijd wanneer ze niet moeten komen. En als ze moeten komen, zijn ze niet te vinden.

–          Ik vind dat u consulent u toch wel persoonlijk moet kennen en dat je toch wel wat meer bent dan een dossier. Voor de jeugdrechter is dat normaal die kan niet iedereen persoonlijk kennen maar voor de consulent vind ik toch wel dat dat een beetje belangrijk is dat hij u moet kennen en dat hij niet via alleen maar van wat hij op papier leest over u.

–          En je consulent? Zie je die soms?
            Ik heb die één keer gezien.
• Ik ook. Ik heb een consulent en een jeugdrechter.
            Kan je die contacteren, als je dat wil?
            Ja, bellen.
–          Wij mogen hen niet bellen. De begeleiders doen dat voor u.
•           Ik bel altijd naar mijn consulent. Nu kan ik die niet bellen, want die werkt maar tot 17u en ik ben maar om 18u thuis.

Soms is er ook begrip dat de consulent niet zo vaak contact met hen opneemt.

–          Ik was eens naar mijn consulent geweest. Ik had al vijf of zes brieven geschreven naar mijn jeugdrechter. En ik kreeg nooit een antwoord. Ofwel kreeg ik een brief van ‘Het gaat niet tot…’ bijna het einde van het jaar of zo. Tot ik eens naar mijn consulent ging op woensdagnamiddag. En ik heb toen aan mijn consulent gevraagd hoe dat komt dat hij soms niet kan. En hij zei ‘Weet je dat er in X (plaats) maar twee jeugdrechters zijn voor al die instellingen?’ Er zijn er maar twee hé. Stel dat we hier zitten met elk 300 gasten. Dat is onmogelijk om dat allemaal te doen. En er zitten er hier en in Gent nog, in Brussel,…

–          Alles is nu in vertraging. Want mijn consulent is zwanger. Ik denk wel dat hij er mee bezig is. Die mensen hebben veel werk hé, ze kunnen zich niet de hele tijd met mij bezig houden.

–          Die heeft het gewoon te druk. ‘Als ik mij er altijd mee moet bezighouden om bij iedereen te gaan daar heb ik geen tijd voor. Zolang jij braaf bent en ik geen klachten hoor kom ik niet langs’.
•           X heeft het ook druk, die heeft over de 100 meisjes (maar die maakt wel tijd)

 

De consulent is echter niet altijd te begrijpen, hij gebruikt te moeilijke woorden.

–          Ik snap niets van wat het Comité zegt, maar als ik vragen stel dan blijven ze het wel uitleggen maar dan snap ik het nog niet en dan blijven ze uitleggen tot ik zeg van: ‘Ik wil het niet meer horen.

 

Soms luistert de consulent niet echt naar wat de jongeren zeggen.

–          Ook al komt uw consulente honderd keer. Het is naar u dat ze moet luisteren. Het is niet haar eigen opinie, die ze naar voor moet brengen. Oké, ze mag raad geven. Maar ik vind niet dat ze moet zeggen: ‘Je moet en je moet’. Ik begin dan kwaad te worden en zeg: ‘Ik moet niks’. (reactie groep) Jamaar dat is toch waar. Wij moeten altijd alles. Wij moeten dit, wij moeten eten maken, wij moeten afwassen, wij moeten naar school gaan, wij moeten huiswerk maken, wij moeten ons douchen, wij moeten ditte, wij moeten datte. Wij dragen altijd alle verantwoordelijkheid op onze rug. Wij moeten altijd alles. En zijn er zelfs van twaalf of jonger en die zitten ook in een instelling en die moeten dat ook allemaal. En als je dan een voorbeeld neemt, van iemand die bij ons op school zit. Dat zijn dan rijke lui, met merkkleding en zo. Die hebben een goed leven, die hebben de liefde van hun ouders. Die hebben het gemakkelijk, terwijl wij, wij worden wel hard gemaakt, maar… Wij moeten, wij moeten. Thuis ook, maar dat is anders.